Een jonge man meldt zich bij ons kantoor met een dagvaarding in een strafzaak. Hij wordt ervan verdacht een vrouw te hebben aangerand tijdens haar dagelijkse rondje hardlopen.
De vrouw heeft aangifte tegen hem gedaan, omdat hij aan haar billen zou hebben gezeten, terwijl ze haar veters staat te strikken op een bankje langs een drukke weg. Wat is er gebeurd? De verhalen van de jonge man en van de aangeefster lopen sterk uiteen. Volgens de aangifte zou de man haar met zijn fiets hebben achtervolgd en meerdere keren langs haar zijn gereden. Op het moment dat zij voorover gebukt stond, met een voet op een bankje om de veter van haar hardloopschoenen te strikken zou hij haar billen hebben aangeraakt, om zich daarna met zijn fiets snel uit de voeten te maken. De vrouw rent achter hem aan en, een halve straat verder, grijpt het stuur van zijn fiets om hem te stoppen. Er volgt een gesprek, waarbij de jonge man zijn telefoonnummer en naam aan haar geeft. De vrouw doet vervolgens aangifte bij de politie. De jonge man wordt verhoord door de politie, en wordt gedagvaard.
Er volgt een zitting bij de rechtbank. De officier van justitie laat er geen gras over groeien. De jonge man heeft haar achtervolgt en aangerand, en moet daarvoor worden gestraft.
Maar uit het dossier van de politie wordt nauwelijks duidelijk wat er nu echt is gebeurd. De verklaring van de vrouw is dat zij achter hem is aangerend, de verdachte van zijn fiets heeft getrokken en – met een smoes – zijn telefoonnummer heeft ontfutseld. Zij heeft bij de jonge man de indruk gewekt dat zij hem leuk vindt, en vraagt zijn telefoonnummer, zo is haar verhaal. Tegen de politie zegt zij dat ze dit heeft gedaan om te kunnen vaststellen wie hij is, om zo aangifte te kunnen doen. Enkele weken later wordt de man ontboden op het politiebureau voor een verhoor, op basis van zijn naam en telefoonnummer.
Tijdens de zitting blijkt een heel ander verhaal van de verdachte. Hij is over de stoep gefietst, en terwijl hij om de bocht fietst botst hij per ongeluk met zijn knie tegen het achterwerk van de jonge vrouw. Hij zegt sorry en fietst verder, zich van geen kwaad bewust. Een halve straat later stopt hij en stapt van zijn fiets af, omdat hij merkt dat er naar hem wordt geroepen door de vrouw. Blijkbaar is ze achter hem aangerend. Zij eist zijn excuses voor zijn lompe gedrag. De jonge man zegt nogmaals sorry, en er ontstaat een gesprek. Omdat de vrouw geïnteresseerd lijkt in hem, geeft hij zijn telefoonnummer, en gaat daarna naar huis.
De rechtbank gelooft niet de verdachte maar de vrouw. Er moet wel wat zijn gebeurd, want anders had zou ze toch geen aangifte doen? De jonge man wordt uiteindelijk door de rechtbank veroordeeld voor aanranding, wat voor hem een groot probleem kan geven voor zijn opleiding en werk. Cliënt besluit daarom in hoger beroep te gaan, en raakt behoorlijk gestrest in afwachting van het hoger beroep.
Het Hof blijkt kritischer dan de rechtbank. Het verhaal van de vrouw roept wel erg veel vragen op. De aangeefster heeft bij het politiebureau aangegeven dat er meerdere getuigen zouden zijn van het voorval. De aanranding zou hebben plaatsgevonden net naast een zeer druk kruispunt, waar ook het bankje stond waarop zij de veters strikte. Getuigen zijn er echter niet. Dat is vreemd, want meerdere mensen zouden hebben gezien wat er was gebeurd. Een passant zou zelfs hebben gevraagd of het wel ging met haar. Verder heeft de vrouw de politie verteld dat zij een rode plek op haar achterwerk heeft. Of de verdachte in haar billen heeft geknepen, of daarop heeft geslagen geeft zij echter niet aan. Verder blijkt uit de foto’s van de locatie dat het zo goed als onmogelijk voor de man was om de vermeende aanranding op touw te zetten: hij kon onmogelijk hebben gezien dat zij haar veters stond te strikken, omdat zij om een hoek stond. Als de verdachte inderdaad van plan was haar te betasten, hoe kon hij dan weten dat zij daar zou staan? Ook zou hij drie keer – later zegt de vrouw twee keer – langs zijn gefietst op die locatie. Dat lijkt ook zeer onwaarschijnlijk, gezien het drukke kruispunt dat hij dan meerdere malen had moeten oversteken. Het verhaal van de aangeefster blijkt moeilijk praktisch voor te stellen. Verder blijkt er geen enkel bewijs voor het verhaal van de jonge vrouw dat zij luid schreeuwend achter hem is aangerend. Getuigen zijn er niet, terwijl het klaarlichte dag was en een drukke weg in de stad met veel voetgangers, auto’s en fietsers. En als dat zo is gegaan, waarom zou de man dan zijn gestopt? Op de fiets kon hij makkelijk wegkomen, en een aanrander laat doorgaans geen naam en telefoonnummer achter.
Het Hof vindt de zaak ook te onduidelijk. Er is geen enkel bewijs voor aanranding, anders dan het tegenstrijdige verhaal van de jonge vrouw. De foto’s van de drukke straat en het bankje worden nogmaals bekeken, net als de verklaring van de vrouw. Anders dan bij de rechtbank wordt de man dan ook vrijgesproken, omdat de zaak te veel vragen oproept en er geen bewijs is dat de jonge man haar heeft aangerand.